Vezels moeten we eten. Meer dan we nu doen. Véél meer. Want de gunstige bacteriën in onze darmen houden van vezels.
Helaas houden wij mensen kennelijk minder van vezels. We consumeren er gemiddeld maar 20 gram per dag van, terwijl dat er minstens 30 zouden moeten zijn. En daarmee doen we onszelf ernstig tekort. Want een florerend darmbacterievolkje kan wonderen doen voor de gezondheid.
Verschillende soorten vezels
In zijn nieuwe boek De dieetmythe hamert epidemioloog Tim Spector, hoofdonderzoeker van wetenschapsproject British Gut, er dan ook pagina na pagina op: Eet Meer Groenten! En dan niet steeds dezelfde, maar zo veel mogelijk verschillende soorten. Want er bestaan heel veel verschillende soorten vezels, en ze vormen elk weer de voedingsbodem voor een ander soort darmbacteriën. Hoe gevarieerder je groenteinname, hoe diverser dus je darmmicrobioom.
Volgens Spectors onderzoek hangt een gezonde soortenrijkdom samen met het eten van minstens dertig verschillende plantensoorten per week. Dat klinkt wellicht als (heel) veel, maar, zo voegt hij geruststellend toe: ‘granen, noten, zaden en kruiden tellen ook mee als planten’.
Smakelijke eetuitdaging
Daarmee introduceert Spector een leuke nieuwe uitdaging voor mensen die graag gezonder willen leven. Ditmaal geen gedoe met weegschalen en maatbekers en een bord vol spruitjes dat leeg moet om die aanbevolen 250 gram per dag te halen, nee; ditmaal hoef je alleen maar een geurig takje tijm hier, een fris plukje peterselie daar toe te voegen, een handje pompoenpitten over je salade te strooien of walnoten door de yoghurt te roeren. Behalve vezels voegt dat allemaal vooral veel smaak toe – en niets ervan voelt als huiswerk.
Is dat je toch nog te veel gedoe, probeer dan in ieder geval iedere dag een of meer uien aan je avondeten toe te voegen. Uien zijn namelijk een goede bron van inuline. En dat is het lievelingskostje van bacteriën uit de bifidofamilie, die onder andere in verband worden gebracht met een beter werkend immuunsysteem.
Onmisbaar ingrediënt
Uien zijn eigenlijk overal lekker bij, of je nu witte, gele of rode neemt. Rauw smaken ze – mits ragfijn geschaafd – lekker in een salade (bestrooi ze eventueel met wat zout en laat ze zo even staan als je ze te scherp vindt); in boter gebakken zijn ze bijvoorbeeld erg lekker bij een klassiek ‘AGV’-maal als bloemkool of sperziebonen met aardappelpuree en (vegetarische) braadworst. En ze zijn gewoon onmisbaar in stoofschotels.
Maar je kunt ze ook opdienen als zelfstandig bijgerecht. Bijvoorbeeld door rode uien gehalveerd en met een klontje boter, een plukje tijm en een snufje zout – zie de foto – in de oven te bakken. Lekker bij vlees, lekker bij een vegetarisch peulvruchtenmaal, lekker bij een stevig stuk brood en een maaltijdsalade, lekker bij… Nou, eigenlijk bij alles.