Variatie op tafel

Variatie doet eten. Zelfs al betreft die variatie alleen de kleur van de suikercoating rond één en hetzelfde chocoladesnoepje, zoals voedselonderzoeker Brian Wansink in 2004 liet zien in een geestig experiment. Als er M&M’s in tien verschillende kleuren in hun bakjes zaten, werkten de proefpersonen maar liefst 43% procent meer van die saaie knikkers naar binnen dan wanneer het aanbod er ‘maar’ zeven omvatte.

Wonderlijk aan dit kleurrijke experiment is wel dat het plaatsvond in een vrijwel donkere setting, te weten een bioscoop. Maar al bleek in 2018 dat Wansink meerdere onderzoeksresultaten had verzonnen, déze studie lijkt vooralsnog niet aan zijn fantasie ontsproten.

Dikmakers?

Hoe groter de variatie in kleur, vorm of textuur van het aanbod op tafel, hoe meer we dus geneigd zijn ervan te eten. Meestal wordt dat inzicht geproblematiseerd; van te veel eten word je immers dik?

Met groenten is dat dooreffect echter alleen maar gewenst. Ten eerste eten we daarvan immers alles behalve te veel, ten tweede staan ze extreem laag op de lijst van potentiële dikmakers. Hoe meer groenten (en fruit) mensen eten, hoe lager zelfs hun kans op overgewicht.

Alle reden dus om op groentegebied lekker misbruik te maken van deze culinaire vorm van ‘fear of missing out‘. Zet meer groenten tegelijkertijd op tafel en je zult automatisch vaker opscheppen!

30 soorten per week

Dat kan natuurlijk in de vorm van brave klassiekers als worteltjes en doperwten, maar ook in de vorm van wat spannender gerechten. Denk aan ratatouille, groentecurry of een ovenschotel van aubergine en witlof (klinkt misschien vreemd, maar is echt heerlijk!).

Zo’n mooie mix nodigt niet alleen uit tot nog eens opscheppen, op die manier kom je nog makkelijker aan de ‘30 soorten groente per week‘ die de Britse epidemioloog Tim Spector ons adviseert.

Helemaal goed zit je als je daarnaast ook nog eens geregeld salade op tafel zet. Koken is in feite een vorm van eten ‘voorverteren’, dus als je een deel van je groenten rauw eet, zorg je ervoor dat je darmen langer werk aan de maaltijd hebben. Zo blijf je extra lang verzadigd.

Typisch zomervoer?

Salades lijken misschien typisch zomervoer, maar ook ’s winters liggen er genoeg ingrediënten in de winkel waarmee je een lekkere schotel kunt vullen. Neem als basis bijvoorbeeld veldsla – een typische wintergroente! – en meng die met wat je maar op voorraad hebt: (winter)wortel, venkel, radijs, bosui, rode of witte ui…

Dat zijn allemaal lang houdbare groenten en je hebt er maar een beetje van nodig om je salade op te peppen, dus met een uitgekiend inkoopbeleid heb je zo meerdere dagen achtereen iets op tafel staan wat tot dooreten uitnodigt.

Fijngeschaafd

Het lekkerste is het als je de toegevoegde groenten ongeveer een kwartier voor je aan tafel gaat fijn schaaft of snijdt en even wegzet met een scheutje azijn, een lepeltje mosterd en een beetje zout. Kappertjes zijn ook een lekkere toevoeging. Al deze toevoegingen maken de groenten nét wat zachter van smaak.

Pas vlak voor het opdienen doe je de (veld)sla en de (olijf)olie erbij. Voeg eventueel nog wat fijngehakte noten of een handje pompoenpitten toe en heilzaam dooreten verzekerd.